DOI: 10.5553/NJLP/.000091

Netherlands Journal of Legal PhilosophyAccess_open

Book Review

Bert van Roermund, Zwarte Socrates. Gesprekken over recht, tijd en verzoening

Authors
DOI
Show PDF Show fullscreen
Author's information Statistics Citation
This article has been viewed times.
This article been downloaded 0 times.
Suggested citation
Klaas Rozemond, "Bert van Roermund, Zwarte Socrates. Gesprekken over recht, tijd en verzoening", Netherlands Journal of Legal Philosophy, 1, (2020):104-107

Dit artikel wordt geciteerd in

      Bert van Roermund, Zwarte Socrates. Gesprekken over recht, tijd en verzoening, (Oud-Turnhout/’s-Hertogenbosch: Gompel & Svacina) 2018, ISBN 978-94-6371-085-5, 176 p.

      Bert van Roermund heeft Zwarte Socrates geschreven in de vorm van een fictief gesprek tussen academici uit verschillende landen waar de problematiek van conflict en verzoening speelt (Rwanda, Colombia, Israël, Zuid-Afrika). De academici nemen deel aan een onderzoeksproject over recht, tijd en verzoening. In werkelijkheid heeft een dergelijk project ook plaatsgevonden, schrijft Van Roermund in zijn nawoord, maar dat project heeft niet geleid tot de publicatie van het geplande onderzoeksverslag. Daarom heeft hij de resultaten ervan weergegeven in gesprekken van personen die in werkelijkheid niet bestaan, maar wel de opvattingen en argumenten verwoorden die in het project aan de orde zijn gekomen.

      De vorm van een fictief gesprek heeft een voor- en een nadeel. Het voordeel is dat meerdere perspectieven op de besproken thema’s aan bod komen en dat daarbij ook de politieke achtergronden van de gespreksdeelnemers een rol spelen. Het nadeel is dat het boek niet leest als een eenduidig betoog waarin het standpunt van de auteur over recht, tijd en verzoening wordt uiteengezet. Meteen aan het begin wordt ook duidelijk gemaakt dat de deelnemers niet veel zien in een methodologische aanpak ‘met definities als scalpeermessen’. Daardoor is het moeilijk om in het boek een vaste lijn of een duidelijke argumentatie voor of tegen een bepaald standpunt te ontdekken.

      Wat Van Roermund met zijn gesprekken wel laat zien, is dat verzoening is verbonden met een bepaald tijdsverloop dat begint met een conflict en kan eindigen met verzoening tussen partijen die als vijanden in een burgeroorlog of als onderdrukkers en onderdrukten in een samenleving tegenover elkaar hebben gestaan. Verzoening kan pas beginnen op het moment dat de strijd op de een of andere manier is beëindigd en is overgegaan in een politiek proces van onderhandeling, waarbij de partijen bereid zijn om met elkaar te praten hoe zij hun conflict kunnen oplossen. Dat veronderstelt al een bepaalde mate van verzoening in de vorm van de erkenning van de ander als gesprekspartner in een dialoog over het verleden en de toekomst. Daarvoor is ook de aanvaarding van gedeelde normen die het gesprek mogelijk maken nodig.

      De door Van Roermund geschreven gesprekken van de deelnemers aan het onderzoeksproject krijgen een religieus karakter door verwijzingen naar het paradijs van de Bijbel en de gouden eeuw van Ovidius waarnaar de partijen in een conflict terugkeren wanneer ze inzien dat ze onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Verzoening zou kunnen bestaan uit de opheffing van tegenstellingen en het inzicht dat daders en slachtoffers in wezen niet van elkaar verschillen. Ze delen een bepaalde vorm van menselijkheid met elkaar en de erkenning daarvan is uiteindelijk de waarde waarop verzoening kan worden gefundeerd. Dat lijkt de boodschap van Van Roermund te zijn, althans de uitkomst van de gesprekken die hij in zijn boek weergeeft.

      De gesprekken tussen de deelnemers zouden een voorbeeld kunnen zijn van een manier waarop verzoening tot stand kan komen: ze zijn erop gericht om overeenstemming te bereiken over de fundamentele vragen die zij opwerpen en dat is de klassieke veronderstelling van de filosofie sinds Socrates zijn gesprekken in Athene begon. Misschien is dat de belangrijkste premisse van het boek van Van Roermund: verzoening kan bestaan uit een socratisch gesprek waarin mensen elkaar als gesprekspartners erkennen en daarom tot overeenstemming kunnen komen. Tegelijk laat die socratische gespreksvorm het probleem van verzoening zien: het conflict dat moet worden opgelost, ontstaat juist doordat mensen elkaar niet als gesprekspartners beschouwen, maar als vijanden die elkaar willen vernietigen of onderdrukken.

      De tegenstanders van Socrates in de dialogen van Plato brengen dat probleem onder woorden, te beginnen bij Callicles die in Gorgias betoogt dat filosofie en moraal niet de basis zijn van menselijk handelen, maar macht en strijd. In de strijd is filosofie een kinderspel en moraal een middel van de zwakken om de macht van de sterken aan regels te binden en daardoor te verzwakken. Het gesprek, de moraal, het recht, en dus ook de verzoening, zijn listen om de sterken te onderwerpen aan de wil van de zwakken. Plato laat zien dat de positie van Callicles onverzoenlijk is met die van Socrates, waardoor de dialoog tot mislukken is gedoemd. De dialoog mondt uit in een belerende monoloog van Socrates waar Callicles zwijgend naar luistert. Uiteindelijk moet Socrates dreigen met de straf van de Tartarus, wat duidt op de mislukking van de socratische dialoog.

      De socratische premisse van Van Roermund komt tot uitdrukking in de monoloog van de zwarte Socrates aan het einde van zijn boek waarin de identiteit van daders en slachtoffers wordt verondersteld: wij zijn zoals jullie en jullie zijn zoals wij. Dat geldt volgens deze Socrates zelfs voor de daders van de Holocaust die de genocide op de Joden pleegden uit naam van de menselijke waardigheid. Wanneer dat het geval zou zijn, is verzoening op grond van een gemeenschappelijke norm (menselijke waardigheid) en gemeenschappelijke kenmerken (daders en slachtoffers zijn identiek) inderdaad mogelijk. De tegenstellingen worden opgeheven door het socratische inzicht dat daders en slachtoffers hun menselijkheid met elkaar delen. De socratische veronderstelling daarbij is dat het conflict op een dwaling berust, op een vergissing over de ware aard van menselijke verhoudingen. Die dwaling kan worden hersteld door middel van verzoening.

      De alternatieve visie is die van Callicles die terugkeert in de ideologie van het totalitarisme. Deze ideologie is gericht op de totale destructie van menselijke waardigheid, zoals Arendt in The Origins of Totalitarianism heeft betoogd. Dat roept de vraag op of zoiets als verzoening met een dader van de Holocaust mogelijk is. Arendt dacht dat dat niet mogelijk was: Eichmann moest hangen, ook al was hij een gewoon mens en had hij zich uit gehoorzaamheid onderworpen aan een misdadig regime. In Eichmann in Jerusalem schreef Arendt dat niemand de aarde met Eichmann hoefde te delen, omdat hij en zijn mededaders meenden dat zij het recht hadden om te beslissen welke volken wel of niet op aarde mogen leven.

      Wie naar het recht van de sterkste handelt en de menselijkheid van zijn slachtoffers probeert te vernietigen, kan geen beroep doen op die menselijkheid nadat hij de strijd heeft verloren. Het nazisme was gebaseerd op de fundamentele ongelijkwaardigheid tussen de verschillende rassen en die gedachte rechtvaardigde de vernietiging van volken die als minderwaardig werden aangemerkt. Dat dader en slachtoffer identiek zijn door hun gedeelde menselijkheid is een inzicht dat haaks staat op de kerngedachte van het nazisme. Je kunt van de slachtoffers niet verwachten dat zij zich met deze daders identificeren en zich proberen voor te stellen dat niet de daders, maar zijzelf de gaskamers hadden gebouwd om hun vijanden te vernietigen. Het nazisme kan daarom niet worden verzoend met de socratische filosofie die aan verzoening ten grondslag ligt. De enige weg naar verzoening is de erkenning dat een racistische filosofie een radicale vorm van kwaad is in de zin dat het kwaad onverenigbaar is met menselijke waarden die verzoening mogelijk maken.

      Callicles en zijn nazaten zijn de grote afwezigen in de dialogen van Van Roermund. Ook het probleem van het radicale kwaad dat is gericht op de vernietiging van menselijke waardigheid valt buiten het bestek van zijn dialogen. Van Roermund kiest voor het perspectief van Socrates, maar daarmee heeft hij het probleem van Callicles en het radicale kwaad niet opgelost en dat probleem lijkt de grootste uitdaging te zijn van het idee van verzoening na een gewelddadig conflict. Verzoening is slechts mogelijk tussen mensen die de socratische premisse onderschrijven en op grond daarvan inzien dat hun oorspronkelijke conflict op een vergissing over gedeelde waardigheid tussen mensen berustte, maar precies dat inzicht wordt verworpen door Callicles. Verzoening met Callicles is slechts mogelijk wanneer hij afstand doet van zijn filosofie van de strijd.

      Zwarte Socrates is een grondige socratische doordenking van alle relevante thema’s in verband met verzoening, zeer leesbaar en uitnodigend geschreven en ook overtuigend voor wie de socratische premisse aanvaardt. Voor wie zich door die premisse laat leiden, is verzoening het uiteindelijke perspectief van waaruit alle menselijke conflicten kunnen worden opgelost: ieder mens is tot denken in staat en daarom ook tot het voeren van een dialoog met anderen die op morele overeenstemming is gericht op grond van fundamentele normen die een menselijke samenleving mogelijk maken. Je zou kunnen zeggen dat dat de hoop van de socratische filosofie is, maar hoe laat je het geluid van die filosofie horen in een tijd waarin de dialoog op de terugtocht is en het geluid van de strijd aan kracht wint? Zou de filosofie niet ook een bevredigend antwoord moeten geven op de uitdaging van Callicles, een antwoord dat er nog steeds niet is en dat ook moeilijk te geven is, omdat de nazaten van Callicles de echte dialoog uit de weg gaan en weigeren de strijd te staken? Misschien biedt het idee van een terugtocht ook weer hoop, want dat idee veronderstelt dat er een tijd van vooruitgang was die kan terugkeren door het voeren van gesprekken zoals Van Roermund in zijn boek schetst en bepleit.

Citation format

Would you like to cite a publication in the Netherlands Journal of Legal Philosophy? You could do this in the following way:

Christoph Kletzer, ‘Absolute Positivism’, NJLP 2013/2 p. 87-99


Print this article